EVT krijgt dwangsom bij te laat vertrek
Aangezien EVT zich een aantal malen niet heeft kunnen houden aan de venstertijden, heeft Rijkswaterstaat afgelopen woensdag een kort geding aangespannen tegen EVT. EVT heeft dit kort geding verloren en moet daardoor bij een te laat vertrek of te vroege aankomst een dwangsom van €10.000 betalen.
In het openbaar diensten contract (ODC) dat gesloten is tussen de Staat en Rederij Doeksen is ruimte voor medegebruik, op de voorwaarde dat de venstertijden worden aangehouden. In de periode van 1 uur vóór de aankomsttijd tot een half uur ná de vertrektijd van Doeksen mogen de aanleginrichtingen niet door de medegebruiker worden gebruikt. Op 10 en 16 juli heeft EVT bericht gekregen van de Staat dat er te veel overtredingen van de venstertijd zijn geweest en dat er rechterlijke stappen volgen. Op 6 juli vertrokken de laatste drie afvaarten van de Spathoek te laat, 10, 25 en nogmaals 25 minuten te laat. De afvaart van 17.00 uit Harlingen op 7 juli vertrok 20 minuten te laat. Op 13 juli vertrok de Spathoek ook twee keer te laat, de afvaarten van 14.30 en 17.00 waren 10 minuten vertraagd.
Rijkswaterstaat wilde als handhaving vasthouden aan een marge van 5 minuten en voor de laatste Midsland naar het eiland zelfs een marge van 20 minuten, omdat deze niet meer geladen hoeft te worden daarna. Doeksen en Rijkswaterstaat waren eerder al overeengekomen om voor de Midsland een venstertijd van 45 minuten aan te houden. Rederij Doeksen was het in de rechtszaak echter niet eens met de door Rijkswaterstaat toegepaste marges en de rechter stelde Doeksen in het gelijk.
Tegen EVT werd per overtreding een dwangsom van €10.000 geëist, omdat de overtredingen in strijd zijn met de afspraken van het medegebruik in het ODC. Doeksen eiste vervolgens per overtreding hetzelfde bedrag van Rijkswaterstaat vanwege het niet adequaat optreden tegen de medegebruiker EVT. Volgens het ODC moet Rijkswaterstaat hier namelijk tegen optreden. De rechter stelde hierin de dwangsom tegenover EVT gegrond, maar de eis van Doeksen ongegrond, omdat Rijkswaterstaat met deze rechtszaak voldoende stappen nam tegen de overtreding van EVT van het medegebruik in het ODC.
Een ander punt wat EVT naar voren haalde was het niet kunnen gebruiken van opstelstroken 1 tot en met 6 op Terschelling, terwijl dit volgens EVT wel in het huurcontract stond. De rechter stelde EVT hiermee in het gelijk.
De complete uitspraak in de zaak is dat EVT binnen twee dagen na de tekening van het vonnis zich moet houden aan de ODC-venstertijden. Dit betekent dat EVT, zonder marges, 45 minuten voor de dienstregeling-aankomsttijd van de Midsland en binnen 60 minuten voor dienstregeling-aankomsttijd van de andere veerboten van Doeksen vertrokken moet zijn, waarbij de tijd van het losgooien van de trossen leidend is. Voor elke keer dat dit niet nageleefd wordt, krijgt EVT een dwangsom opgelegd van €10.000, met een maximum van €200.000. Daarnaast is de eis van Doeksen tegen Rijkswaterstaat voor het niet adequaat optreden niet gegrond verklaard. De laatste uitspraak was dat EVT wel de opstelstroken 1 tot en met 6 op Terschelling mag gebruiken.
Bron: Jure.nl